Begrippen:


Afhankelijk van wanneer de baby sterft, gebruiken we volgende begrippen:

  1. Foeto-infantiele sterfte (FI):
    Foeto-infantiele sterfte betreft elk sterfgeval van een kind tijdens het eerste levensjaar, levend- of doodgeboren, en is dus in feite de som van mortinataliteit en infantiele sterfte.
  2. Doodgeboorte of mortinataliteit (DG):
    Mortinataliteit is de verhouding van het aantal doodgeboren kinderen ten opzichte van alle geboorten (zowel levend- als doodgeboorten).
    • Volgens de WGO (World Health Organization), moeten doodgeboren kinderen meegeteld worden wanneer ze minimum 500 g wogen bij geboorte of als het geboortegewicht niet gekend is, wanneer de zwangerschap minimum 22 weken duurde.
    • Mortinataliteit is een onderdeel van perinatale sterfte (PE), samen met de vroeg-neonatale sterfte (VN).
    • Mortinataliteit is een onderdeel van foeto-infantiele sterfte (FI), samen met de infantiele sterfte (IS)
  3. Infantiele sterfte (IS):
    Voor de infantiele sterfte wordt de teller gevormd door het aantal levend geboren kinderen dat overlijdt vóór de eerste verjaardag in een bepaald kalenderjaar, de noemer is het totale aantal levendgeborenen in hetzelfde jaar.
    Op basis van de leeftijd uitgedrukt in dagen, wordt de infantiele sterfte verder opgesplitst in neonatale sterfte en post-neonatale sterfte(PN).
  4. Neonatale sterfte (NS):
    Neonatale sterfte geeft het aantal levend geboren kinderen dat overlijdt gedurende de eerste 28 levensdagen. Neonatale sterfte is een onderdeel van de infantiele sterfte (IS).
    • Voor de vroeg-neonatale sterfte (VN) is deze periode beperkt tot de zeven eerste levensdagen (dag 0 tot en met dag 6). Vroeg-neonatale sterfte is een onderdeel van perinatale sterfte(PE), samen met de mortinataliteit(DG).
    • Voor de laat-neonatale sterfte (LN) is deze periode beperkt van de achtste tot de 28e levensdag (dag 7 tot en met dag 27.
  5. Post-neonatale sterfte (PN):
    Post-neonatale sterfte geeft het aantal kinderen dat sterft vanaf 4 weken na de geboorte tot vóór de eerste verjaardag, en betreft dus de periode na de neonatale sterfte. Het sterftecijfer wordt berekend ten opzichte van alle levendgeborenen.
    Post-neonatale sterfte is een onderdeel van de infantiele sterfte.
    • Voor de vroege post-neonatale sterfte is deze periode beperkt tot de zes eerste levensmaanden (maand 0 tot en met maand 5).
    • Voor de late post-neonatale sterfte is deze periodes beperkt van de zevende tot de 12e levensmaand (maand 6 tot en met maand 11).
  6. Perinatale sterfte (PE):
    Perinatale sterfte betreft het aantal doodgeborenen en vroeg-neonatale sterfgevallen, vergeleken met alle geboorten (zowel levend- als doodgeboorten).